Inleiding
Rots zijn opgebouwd uit mineralen. Een mineraal is een in de natuur voorkomende stof die gewoonlijk vast, kristallijn, stabiel bij kamertemperatuur en anorganisch is.
Er zijn bijna 5000 soorten mineralen bekend, maar de overgrote meerderheid van gesteenten wordt gevormd uit combinaties van een paar veel voorkomende mineralen, die “gesteentevormende mineralen” worden genoemd. De gesteentevormende mineralen zijn: veldspaten, kwarts, amfibolen, mica’s, olivijn, granaat, calciet, pyroxeen.
Mineralen die in kleine hoeveelheden in een gesteente voorkomen, worden “hulpmineralen” genoemd. Hoewel de bijmineralen slechts in kleine hoeveelheden aanwezig zijn, kunnen zij een waardevol inzicht verschaffen in de geologische geschiedenis van een gesteente, en worden zij vaak gebruikt om de ouderdom van een gesteente vast te stellen. Veel voorkomende hulpmineralen zijn: zirkoon, monaziet, apatiet, titaniet, toermalijn, pyriet en andere ondoorzichtige mineralen.
De abundantie en diversiteit van mineralen hangen af van de abundantie in de aardkorst van de elementen waaruit zij zijn opgebouwd. Acht elementen vormen 98% van de aardkorst: zuurstof, silicium, aluminium, ijzer, magnesium, calcium, natrium en kalium. De samenstelling van mineralen die door stollingsprocessen worden gevormd, wordt rechtstreeks bepaald door de chemie van het moederlichaam. Zo zal een magma dat rijk is aan ijzer en magnesium mineralen als olivijn en pyroxeen vormen (zoals in basalt wordt aangetroffen). Magma rijker aan silicium zal meer silicarijke mineralen vormen zoals veldspaat en kwarts (zoals gevonden in graniet). Het is onwaarschijnlijk dat een mineraal wordt aangetroffen in een gesteente met een andere bulkchemie dan het mineraal zelf; zo is het onwaarschijnlijk dat andalusiet (Al2SiO5) wordt aangetroffen in een aluminiumarm gesteente zoals kwartsiet.
Fysische eigenschappen van mineralen
Sommige mineralen zijn gemakkelijk te identificeren; andere kunnen alleen worden herkend met behulp van een petrografische microscoop of met behulp van complexe analysetechnieken. De volgende criteria worden gebruikt om mineralen in handmonsters te onderscheiden. De meeste mineralen kunnen niet worden geïdentificeerd aan de hand van één bepaalde eigenschap, en daarom is het raadzaam om meerdere van de hieronder beschreven diagnostische criteria te gebruiken. Een handlens zal u daarbij zeer behulpzaam zijn.
Kleur
Kleur is een van de meest voor de hand liggende kenmerken van een mineraal, maar over het algemeen niet het meest bruikbare diagnostische kenmerk. Afhankelijk van de onzuiverheden kunnen afzonderlijke mineraalsoorten een enorme verscheidenheid aan kleuren vertonen. Robijn en saffier zijn bijvoorbeeld verschillend gekleurde soorten van het mineraal korund (Al2O3). De rode kleur van robijn is het gevolg van de aanwezigheid van het element chroom. Saffieren kunnen in een grote verscheidenheid van kleuren voorkomen; blauw is de meest bekende kleur, maar gele, oranje, groene, roze, oranje en bruine variëteiten zijn ook bekend. Granaten kunnen ook in een groot aantal kleuren voorkomen, afhankelijk van hun samenstelling. Ze kunnen in vrijwel elke kleur worden gevonden, hoewel blauwe granaten uitzonderlijk zeldzaam zijn. Het is daarom raadzaam niet alleen op kleur af te gaan om een mineraal te identificeren.
Kristalhabitus
Kristalhabitus verwijst naar de karakteristieke vorm van een minerale eenheid (hetzij een individueel kristal of een aggregaat van kristallen). Kristallen met goed ontwikkelde vlakken worden “euhedraal” genoemd; granaatkristallen zijn bijvoorbeeld vaak euhedraal. Mineralen kunnen ook voorkomen als aggregaten van kristallen; asbest bijvoorbeeld wordt gewoonlijk gevonden als een aggregaat van zeer fijne vezels. De volgende lijst geeft voorbeelden van verschillende kristalgewoonten en voorbeelden van veel voorkomende mineralen die elke gewoonte kunnen vertonen.
Aciculair – naaldvormig, bijv. natroliet, rutiel
Gladvormig – lemmetvormig, slank en afgeplat, bijv. kyaniet
Botryoïdaal – druifachtige massa’s, bijv. hematiet, malachiet
Columnair – lange, slanke prisma’s, bijv. calciet, gips
Kubusvormig – kubusvormig, bijv. pyriet, galena, haliet
Dendritisch – boomvormig, vertakkingen in meerdere richtingen, bijv. pyrolusiet, natief koper, natief zilver
Vezelachtig – zeer slanke prisma’s, bijv. asbest, tremoliet
Gelaagd of lamellair – gelaagde structuur, gemakkelijk in zeer dunne plaatjes te verdelen, b.v. muscoviet, biotiet
Granulair – aggregaten van kristallen, b.v. borniet, scheeliet
Hexagonaal – zeszijdig, b.v. kwarts, hanksiet
Massief – geen duidelijke vorm, b.v. turkoois, realgar
Octahedraal – achtzijdig, bijv. diamant, magnetiet
Platijn – plat, tabletvormig, bijv. wulfeniet
Prismatisch – langwerpig, prisma-achtig, bijv. toermalijn, beryl
Radiaal of stellate – vanuit een centraal punt naar buiten stralend, stervormig, bijv. wavelliet, pyrophylliet