Spaans les 3. Fysieke beschrijvingen van mensen in het Spaans
In de vorige lessen Spaans hebben we geleerd hoe we plaatsen zoals onze stad of het land van herkomst kunnen beschrijven of hoe we over de persoonlijkheid van de mensen die we kennen kunnen praten, vandaag zullen we leren hoe we anderen en onszelf fysiek kunnen beschrijven.
Het beschrijven van het uiterlijk van een persoon in het Spaans zal zeer nuttig zijn op uw reis naar Peru, Ecuador en Bolivia, omdat het u in staat zal stellen om te praten over de mensen die u ontmoet terwijl u Spaans leert.
Hoe vraag je naar iemands fysieke verschijning?
In het Spaans, om te verwijzen naar het fysieke aspect kunnen we zeggen “¿Cómo es?” (Hoe is hij/zij?) of “¿Qué aspecto tiene?” (Hoe ziet hij/zij eruit?) Dit betekent dat we in het Spaans gewoonlijk twee verschillende vragen gebruiken om te verwijzen naar het uiterlijke aspect van mensen:
Hoe ziet zij/hij eruit? (Cómo es ella/él? / ¿Qué aspecto tiene ella/él? )
Om deze vragen te beantwoorden, worden twee verschillende werkwoorden gebruikt:
“ser” → zijn (Yo soy rubia. / Ik ben blond.)
“tener” → hebben (Yo tengo el pelo rubio / Ik heb blond haar)
Houd in gedachten dat het werkwoord “ser” onregelmatig is en dat het anders wordt vervoegd naar gelang de persoon, het geslacht en het getal:
- Yo soy
- Tú eres
- él/ ella es
- Nosotros somos
- Vosotros sois
- Ellos/ Ellas son
In onze les “Ser, Estar y Tener” leggen we je in detail alles uit wat je moet weten om beide werkwoorden correct te kunnen gebruiken.
Voorbeeld:
Yo soy… alto / Ik ben lang
Tú eres… bajo / Jij bent klein
Ella/él es… delgada/o / Zij/hij is dun
Nosotros somos… de piel morena / Wij hebben een donkere huid
Vosotros sois… pelirrojos / Jullie zijn roodharigen
Ellas/ellos son… jóvenes / Zij zijn jong
Yo tengo… los ojos azules / Ik heb blauwe ogen
Tú tienes… el pelo largo / Jij hebt lang haar
Ella/él tiene… pecas / Zij/Hij heeft sproeten
Nosotros tenemos… la cara redonda / Wij hebben het ronde gezicht
Vosotros tenéis… bigote / Jullie hebben een snor
Ellas/ellos tienen… la nariz grande / Zij hebben een grote neus
Het werkwoord “lucir” (kijken) , net als het werkwoord “ser”, is ook onregelmatig en wordt gebruikt om het uiterlijke aspect te beschrijven.
- Yo luzco
- Tú luces
- Él/ ella luce
- Nosotros lucimos
- Vosotros lucís
- Ellos/ ellas lucen
Zo kunnen we bijvoorbeeld ook vragen: “¿Como luce Ana?” “Ella luce bella” (Ze ziet er mooi uit.) of “¿Cómo luce Miguel?” (Hoe ziet Miguel eruit?) “Miguel luce el pelo alborotado” (Miguel heeft verwilderd haar).