Een notenbroodje is een gebakje dat bestaat uit een zoet gistdeeg (meestal met melk) dat zeer dun wordt uitgerold, wordt besmeerd met een notenpasta van gemalen noten en een zoetstof zoals honing, en vervolgens in de vorm van een boomstam wordt opgerold. Deze “stam” wordt ofwel lang en recht gelaten, ofwel vaak in de vorm van een hoefijzer gebogen, met eieren gewassen, gebakken en vervolgens kruiselings in plakken gesneden. Notenbroodjes lijken op een geleirol (Zwitsers broodje) maar gewoonlijk met meer lagen deeg en vulling, en lijken op strudels maar met minder en minder fijne deeglagen. De vulling heeft gewoonlijk gemalen walnoten of maanzaad als hoofdbestanddeel.
Veel – zie tekst
gebak
Centraal-Europa
zoet gistdeeg, gemalen noten
Notenbroodjes zijn te vinden in de Verenigde Staten en in de Midden-Europese keukens. In de Verenigde Staten is “nut roll” een min of meer algemene benaming voor gebak van dit type, ongeacht waar het vandaan komt. Notenbroodjes zijn ook bekend onder vele specifieke regionale namen, waaronder: orechovník in het Slowaaks; makowiec in het Pools; potica, povitica, gibanica, orahnjača/orehnjača in het Sloveens, Kroatisch en Servisch (walnootvariant, makovnjača voor variant met maanzaad, in Kroatië kan ook johannesbrood worden gebruikt); kalács en bejgli in het Hongaars; en pastiç (pastiche) of nokul in het Turks.
Regionale variaties op notenbroodjes maken deel uit van bruiloften, voor Pasen en Kerstmis, en ook van andere vieringen en feestdagen.