Onze resultaten tonen aan dat bosolifanten (Loxodonta cyclotis), door het aantal kleine bomen te verminderen, de bosomstandigheden veranderen waardoor bomen groter kunnen worden en “hard wood” bomen die meer koolstof opslaan, worden bevoordeeld. Deze resultaten impliceren dat grote herbivoren een belangrijke rol spelen in de lange-termijn dynamiek van het regenwoud. In heel Centraal-Afrika zorgt het olifanteneffect voor een toename van de bovengrondse koolstofvoorraden met 3 miljard ton. Indirect dragen olifanten bij aan de vermindering van CO2 in de atmosfeer, en helpen zij ons de opwarming van de aarde tegen te gaan. Door de ineenstorting van de olifantenpopulaties, voornamelijk ten gevolge van het stropen van ivoor, zijn wij echter verstoken van een geduchte ingenieur van het ecosysteem, die ook belangrijk is voor de verdeling van voedingsstoffen en het planten van zaden voor toekomstige generaties bomen. De instandhouding van deze soort wordt gedeeltelijk bemoeilijkt door zijn classificatie als ondersoort van de Afrikaanse olifant (Loxodonta africana). Onze resultaten leveren verder bewijs voor de belangrijke en unieke rol van bosolifanten in de regenwouden van Centraal-Afrika.
Het verhaal achter het artikel: Toen ik aankwam op de Universiteit van Tuscia voor mijn doctoraat, ging het woord me vooraf over de “olifantman”, en dat was niet omwille van mijn gewicht 😊. De universiteit, gelegen in Viterbo bij Rome, was waarschijnlijk de laatste plek op aarde waar iemand heen zou gaan om bosolifanten te bestuderen. De coördinator van het doctoraatsprogramma stelde met klem voor om “de olifanten te vergeten” en aan een ander departementaal project te werken dat volledig werd gefinancierd. Ik weigerde beleefd, wat een ingewikkelde interne herschikking veroorzaakte die resulteerde in het feit dat ik niet één, maar twee PhD-supervisors had, die zo vriendelijk waren het probleem op te lossen. Niet de vlotste start van mijn doctoraat…
Mijn oorspronkelijke interesse ging uit naar de lange-termijn effecten van zaadverspreiding door bosolifanten. Omdat mijn financiering beperkt was, kon ik niet naar Congo gaan om olifanten te observeren en gegevens te verzamelen, dus moest ik op zoek naar alternatieven. Gelukkig stelden Stephen Blake en François Bretagnolle, die olifanten op verschillende plaatsen in het Congobekken hadden bestudeerd, hun kostbare gegevens ter beschikking, maar ik kon niet vinden hoe ik die kon gebruiken voor mijn onderzoeksvraag. Nadat ik François in Frankrijk had bezocht, was ik nog steeds aan het worstelen en moest ik mijn proefschrift in minder dan een jaar afronden. Mijn instinct zei me dat ik een idee moest volgen dat Christopher Doughty en ik veel eerder in Oxford hadden besproken…
Christopher vertelde me over de verschillen tussen de regenwouden in het Amazonegebied en Afrika, waarbij de laatste minder maar grotere bomen hebben, en gemiddeld een hogere bovengrondse biomassa. De hypothese was dat grote herbivoren, die meer dan 10.000 jaar geleden uit het Amazonegebied zijn verdwenen maar in Afrika nog steeds aanwezig zijn, tot deze verschillen bijdragen door kleine bomen te verwijderen en de concurrentie om hulpbronnen tussen planten te verminderen. Kunnen we testen of deze door grote dieren veroorzaakte verstoring de overblijvende bomen in staat stelt groter te worden en meer biomassa vast te houden? De gegevens die ik had verzameld waren beter geschikt voor deze vraag, omdat ze locaties met en zonder olifanten omvatten, zodat ik een contrasterende gradiënt van verstoring door olifanten had. Ik moest echter een bosmodel gebruiken om de langetermijneffecten (>100-1000 jaar) van olifantenverstoring te simuleren. Er deed zich een gelegenheid voor om een paar maanden in Brazilië door te brengen met Marcos Longo, een van de belangrijkste ontwikkelaars van het Ecosystem Demography bosmodel dat ik wilde gebruiken. Marcos en ik ontwikkelden een methode om verstoring door olifanten te simuleren in Ecosystem Demography en verkregen opwindende resultaten. Vervolgens hebben we onze veldgegevens gebruikt om de modelresultaten te bevestigen en te valideren. Dit ging niet zonder slag of stoot, want we hadden een aantal verhitte (maar respectvolle!) interne discussies, die wat onrust veroorzaakten bij de promovendus (dat wil zeggen, mij), maar uiteindelijk de paper verbeterden. Dit is wat er gebeurt als je veldecologen en ecologische modelleurs in één kamer samenbrengt!