Kurt Vonnegut

De uitdrukking “So it goes” werd beroemd toen ze in de roman Slaughterhouse-Five (1969) verscheen telkens wanneer een sterfgeval werd gemeld. De schrijver ervan was Kurt Vonnegut, die op 84-jarige leeftijd is overleden aan hersenletsel dat hij enkele weken geleden bij een val had opgelopen. Vonnegut, die 14 romans schreef, slaagde erin een uitzonderlijke menselijkheid te combineren met een opmerkelijk blasé pessimisme, en presenteerde zijn wanhoop over het menselijk leven in zulke innemende eenvoudige bewoordingen dat zelfs Charlie Brown het overtuigend zou hebben gevonden.

Ooit door Gore Vidal omschreven als de slechtste schrijver in Amerika, was hij niettemin op een gegeven moment naar verluidt de romanschrijver die het meest werd onderwezen aan de Amerikaanse universiteiten. Hij maakte de oversteek van marginale sciencefiction schrijver naar mainstream bestseller en campus held, en werd uiteindelijk een van Amerika’s meest geliefde nationale ooms.

Kurt Vonnegut Junior werd geboren in Indianapolis in een welvarende Duits-Amerikaanse familie waarvan het fortuin kelderde toen hij jong was. Zijn vader was architect, en zijn moeder kwam uit een brouwersfamilie die een speciaal ingrediënt – koffie – gebruikte om de smaak van hun prijswinnende bier te verbeteren. De brouwerij, die al te lijden had onder de anti-Duitse gevolgen van de eerste wereldoorlog, werd vernietigd door de drooglegging, en Vonnegut’s vader was het grootste deel van de jaren 1930 werkloos nadat de bouwindustrie was ingestort door de depressie.

Terwijl Vonnegut’s vader een houding van fatalistische weltschmerz ontwikkelde, worstelde zijn moeder tegen hun veranderende omstandigheden. Ze probeerde geld te verdienen met het schrijven van korte verhalen, en was diep bedroefd over haar mislukking. Haar zoon ging ondertussen naar de Ivy league Cornell University in de staat New York, tot zijn opleiding werd onderbroken door de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941. Kort daarna meldde Vonnegut zich aan als vrijwilliger voor het Amerikaanse leger en werd hij naar het Carnegie Institute of Technology (nu de Carnegie Mellon University) in Pittsburgh gestuurd, en naar de University of Tennessee om werktuigbouwkunde te studeren. Toen hij in mei 1944 met verlof thuiskwam voor Moederdag, ontdekte hij dat zijn moeder de avond ervoor een fatale overdosis had genomen.

Het leger plaatste Vonnegut naar Europa bij de 106e Infanteriedivisie, waar hij als infanterieverkenner diende in de Slag om de Ardennen in 1944. Hij werd gevangen genomen en naar Dresden gestuurd, waar hij werkte in een fabriek die vitamine siroop voor zwangere vrouwen produceerde. Hij was daar op 13 en 14 februari 1945, toen Britse en Amerikaanse bommenwerpers de stad onderwierpen aan het massale luchtbombardement dat de “Dresden Fire Storm” veroorzaakte. Tijdens het bombardement schuilde hij in een ondergronds vleespakhuis met de naam Schlachthof F&uumlaut;nf – Slaughterhouse Five. Hij kwam tevoorschijn en ontdekte dat de stad met de grond gelijk gemaakt was, en werd aan het werk gezet om lijken te ruimen. Bijna 25 jaar en zeven romans later, maakte Vonnegut van zijn oorlogservaringen de basis van zijn meest gevierde boek. Het werd gepubliceerd in een tijd waarin de oorlog in Vietnam en de strijd voor burgerrechten – en, in Europa, de gebeurtenissen in Parijs in mei 1968 en de Oostblok invasie van Tsjecho-Slowakije – een golf van radicalisme in de VS en de westerse wereld had veroorzaakt.

De bekendheid van Slaughterhouse-Five heeft Dresden doen lijken op de centrale ervaring van Vonnegut’s leven, maar Vonnegut bagatelliseerde het, en zei dat hij meer geschokt was door Hiroshima. Hij maakte er een grapje over toen hij werd geïnterviewd door Martin Amis: nadat hij Dresden had beschreven als “een prachtige stad vol musea en dierentuinen – de mens op zijn grootst”, en had benadrukt dat de inval de oorlog niet had verkort, de Duitse oorlogsinspanningen niet had verzwakt, of ook maar één persoon uit een vernietigingskamp had bevrijd, legde hij uit dat uiteindelijk maar één persoon er beter van werd. “En wie was dat?” vroeg Amis. “Ik. Ik kreeg enkele dollars voor elke persoon die gedood werd. Stel je voor.”

In september 1945 trouwde Vonnegut met een jeugdliefde, Jane Marie Cox en ze vestigden zich in Chicago. Het was een huwelijk dat drie kinderen voortbracht en duurde tot hun minnelijke scheiding in 1979: Vonnegut vond het geloof van zijn vrouw steeds moeilijker om mee te leven en hertrouwde met de fotografe Jill Krementz. Zijn twee dochters werden wedergeboren christenen en zijn zoon, Mark, ontwikkelde schizofrenie (hij schreef later Eden Express: A Memoir of Insanity (1975) over zijn ervaring).

In Chicago werkte Vonnegut als misdaadverslaggever voor het Chicago City News Bureau en schreef hij zich in voor een antropologiecursus aan de Universiteit van Chicago, die in 1947 zijn MA-scriptie over Fluctuations Between Good and Evil in Simple Tales afwees; in 1971 accepteerde de antropologie-afdeling zijn roman Cat’s Cradle (1963) in plaats van een scriptie, en kende hem uiteindelijk zijn graad toe.

In 1947 werd Vonnegut public relations schrijver voor General Electric, gevestigd in Schenectady, in de staat New York. In 1950 verkocht hij zijn eerste verhaal, Report on the Barnhouse Effect, aan Collier’s Magazine. Zijn diensttijd bij PR zou hem inspireren tot een aantal verhalen en beïnvloedde zijn eerste roman, Player Piano (1952), die de moderne automatisering en bedrijfswaarden satiriseert. Hij nam in 1951 ontslag om full-time science fiction schrijver te worden en bracht meer dan tien jaar door in de obscuriteit van de pulp. Naar Amerikaans gebruik vulde hij zijn inkomen aan met allerlei baantjes, waaronder copywriting en autoverkoop; op een gegeven moment runde hij een Saab-dealer. Een van zijn fictieve alter ego’s, Philboyd Studge, is een Pontiac dealer die door het lint gaat na het lezen van een verhaal van Kilgore Trout, een ander alter ego van Vonnegut.

De noodzaak om geld te verdienen werd nog dringender in 1958, toen Vonnegut en zijn vrouw de drie weeskinderen van zijn zuster en zwager op zich namen, die binnen 24 uur na elkaar stierven (zijn zuster stierf aan kanker en haar man, een mislukte speelgoeduitvinder, verdronk toen zijn trein van een brug stortte).

In 1959 werd De Sirenen van Titan gepubliceerd, en Moedernacht volgde in 1961. Vonnegut was nooit gelukkig met het etiket van “science-fiction schrijver”, dat hij omschreef als in een lade gestopt die door “serieuze” critici als urinoir wordt gebruikt. Zeer weinig van zijn romans konden in feite worden omschreven als pure sciencefiction, hoewel zijn fictie altijd een speculatief element had. Het beste van zijn vroege boeken is misschien wel Cat’s Cradle (1963), een satirisch onderzoek naar menselijke overtuigingen via de religie van het “Bokonisme”. Het titelbeeld (een constructie van touw met “No damn cat, and no damn cradle”) is een klein voorbeeld van de schijn die de wereld doet draaien, grotere voorbeelden zijn religies en wereldbeelden van welke aard dan ook. Zelfs de mooiste daarvan zijn slechts wat Vonnegut (binnen zijn eigen categorieën van “Wampeters, Foma en Granfalloons”, later de titel van een essaybundel) “Foma” noemt: de onschadelijke onwaarheden die het leven draaglijk maken. Cat’s Cradle werd zeer bewonderd door onder andere Graham Greene. God Bless You, Mr Rosewater (1965) werd gevolgd door een verzameling kortere werken, Welcome to the Monkey House (1968). Een jaar later volgde Slaughterhouse Five.

Naarmate Vonnegut’s schrijverscarrière vorderde, nam zijn kritische ontvangst af. “Ik moet mezelf eraan blijven herinneren dat ik die eerste boeken heb geschreven”, gaf hij toe. “Ik heb dat geschreven. Ik heb dat geschreven. De enige manier waarop ik weer krediet kan krijgen voor mijn vroege werk is – te sterven.” Waar zijn vroegere werk had vertrouwd op ingenieus doorwrochte metaforen en parabels voor de menselijke situatie, geven de latere anti-ficties deze fictionele inspanning grotendeels op ten gunste van informeel, cracker-barrel filosoferen van de auteur zelf.

Zelfs Slaughterhouse Five werd verre van universeel bewonderd. Veel lezers vonden het verhaal over de tegenslagen van infanteristenverkenner Billy Pilgrim in oorlogstijd te passief en moreel verstild: “Billy Pilgrim kon niets veranderen aan het verleden, het heden en de toekomst”, schreef Vonnegut, en “Het was allemaal goed… Alles is in orde, en iedereen moet precies doen wat hij doet.” Hij legde een extra laag van zinloosheid over zijn verhaal door het perspectief van de Planeet Tralfamadore toe te voegen, waar de bewoners alle tijd zien als tegelijkertijd aanwezig, en eindigde het met het voorbestemde “Poe-tee-weet?” van een vogel.

Vonnegut’s vader klaagde ooit dat er geen slechteriken in zijn boeken voorkwamen, en Vonnegut schreef zijn grotendeels schuldvrije wereldbeeld toe aan het feit dat hij antropologie uit de jaren ’40 had gestudeerd, met zijn totale relativisme en opzettelijke gebrek aan waardeoordelen, evenals zijn gevoel voor menselijke culturen en religies als willekeurige artefacten en “Rube Goldberg uitvindingen”. Hij kreeg een minder vriendelijke klacht toen hij begin jaren zeventig een toespraak hield in de Library of Congress (Congresbibliotheek), toen een man tijdens zijn toespraak opstond en vroeg: “Welk recht hebt u, als leider van de jongeren van Amerika, om die mensen zo cynisch en pessimistisch te maken?” Vonnegut had geen pasklaar antwoord, dus verliet hij het podium. Later merkte hij op: “De overtuigingen die ik moet verdedigen zijn zo zacht en gecompliceerd, eigenlijk, en veranderen, wanneer ze doorleefd worden, in kommen ongedifferentieerde brij. Ik ben een pacifist, ik ben een anarchist, ik ben een wereldburger, enzovoort.”

Vonnegut ging naar Biafra tijdens de Biafraanse oorlog (1967-70), waar hij de familiaire ondersteuningsnetwerken van de Biafranen bewonderde: uitgebreide families “waar iedereen zich nodig voelt” werden vervolgens een onderdeel van zijn prediking, samen met zijn haat tegen technologie. Hij haatte kernenergie, had een hekel aan computers en televisie, en had geen vertrouwen in het idee van vooruitgang: “Het idee dat het menselijk ras ergens heen gaat is een kindermythe, net als de Kerstman.”

Vonnegut leed af en toe aan depressies, wat niet werd geholpen door de pogingen van critici om hem – zoals hij het uitdrukte – te pletten als een insect. Hij deed een zelfmoordpoging in 1984, maar grapte in zijn roman uit 1997, Timequake, dat “ik een monopolaire depressief iemand ben die afstamt van monopolaire depressieven. Daarom schrijf ik zo goed.” Zeker zijn de inzichten van onderdrukking zelden zo charmant of kernachtig verwoord als in zijn werk.

Vaak door zijn critici omschreven als regressief, infantiel en faux naïef, was Vonnegut een enthousiast medereiziger van wat wel “dumbing down” is genoemd. Hij bewonderde de student die zijn lage cijfers verdedigde door zijn vader te vertellen dat hij gewoon dom was, en zogenaamde domheid kreeg voor Vonnegut een morele kwaliteit, gelijk te stellen aan oprechtheid en fatsoenlijke alledaagsheid.

Verschillende van zijn werken werden verfilmd, waaronder Slaughterhouse-Five (1972), Slapstick (Of Another Kind) (1982), Mother Night (1996), en in 1999 Breakfast of Champions. Twee jaar eerder, na de publicatie van Timequake, had hij aangekondigd dat hij niet meer zou schrijven. Toen kwam de tweede president Bush, en A Man Without a Country: A Memoir of Life in George W Bush’s America verscheen in 2006.

Vonnegut bereikte nooit het literaire aanzien van JD Salinger, een andere favoriet onder jongeren, en zijn werk behoudt het stigma van een puber- of campussmaak te zijn. Desalniettemin maakte zijn op gevatte wijze geuite onvrede met wat doorgaat voor beschaving van hem een woordvoerder voor een Amerika dat de weg kwijt was na Hiroshima en Vietnam. Humaan, grappig, citeerbaar en ontwapenend bescheiden, het is even moeilijk om de man Vonnegut niet te respecteren als om zonder voorbehoud al zijn werk te bewonderen. De persoon van wie JG Ballard ooit zei: “zijn pure beminnelijkheid zou alle kathedralen in Amerika kunnen verlichten” is niet meer. Zo gaat dat.

Zijn eerste vrouw overleed in 1986. Hij wordt overleefd door de drie kinderen uit zijn eerste huwelijk en zijn vrouw en een dochter uit zijn tweede.

{#ticker}}

{{topLeft}}

{{bottomLeft}}

{{topRight}}

{{bottomRight}}

{{#goalExceededMarkerPercentage}}

{{/goalExceededMarkerPercentage}}

{{/ticker}}

{{heading}}

{{#paragraphs}}

{{.}}

{{/paragrafen}{highlightedText}}

{#cta}{{text}{{/cta}}
Houd me in mei op de hoogte

Wij zullen contact met u opnemen om u eraan te herinneren dat u een bijdrage moet leveren. Kijk uit naar een bericht in uw inbox in mei 2021. Als u vragen heeft over bijdragen, neem dan contact met ons op.

Onderwerpen

  • Boeken
  • Kurt Vonnegut
  • Rouwadvertenties
  • Delen op Facebook
  • Delen op Twitter
  • Delen via e-mail
  • Delen op LinkedIn
  • Delen op Pinterest
  • Delen op WhatsApp
  • Delen op Messenger

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.