Energie wordt hoofdzakelijk geleverd door twee bronnen:
- Koolhydraten – in de vorm van glycogeen opgeslagen in de spieren
- Vet – opgeslagen rondom het lichaam
Tijdens de inspanning gebruiken we een combinatie van deze energiebronnen. Bij een hoge intensiteit is de voornaamste energiebron het koolhydraat en bij een lage intensiteit is vet de overheersende bron. Aangezien er een limiet is aan de hoeveelheid koolhydraten die in de spieren kan worden opgeslagen, kan hoge intensiteit slechts gedurende korte perioden worden volgehouden. We beschikken over grote vetreserves om werk van lage intensiteit gedurende lange perioden vol te houden.
Intensiteit en energiebron
De volgende tabel, aangepast van O’Neil (2001), toont de relatie tussen inspanningsintensiteit (% van uw maximale hartslag) en de energiebron (koolhydraten en vetten).
Intensiteit % HRmax | % Koolhydraten | % Vet |
65 tot 70 | 40 | 60 |
70 tot 75 | 50 | 50 |
75 tot 80 | 65 | 35 |
80 tot 85 | 80 | 20 |
85 tot 90 | 90 | 10 |
90 tot 95 | 95 | 5 |
100 | 100 | 0 |
Respiratory Exchange Ratio (RER)
Koolhydraten, vetten en eiwitten spelen alle een rol in het energiemetabolisme, en voor een bepaald volume zuurstof zal de vrijgekomen energie afhangen van de energiebron. Het is mogelijk te schatten welke brandstof (koolhydraat, vet of eiwit) wordt geoxideerd door de Respiratoire Uitwisselingsratio (RER) te berekenen. De RER is de verhouding tussen de geproduceerde kooldioxide (CO 2 ) en de verbruikte zuurstof (O 2 ) en staat bekend als het ademhalingsquotiënt (RQ).
Als koolhydraten volledig worden geoxideerd tot CO 2 en water (H 2 O), zijn de verhoudingen als volgt:
- 6O 2 + C 6 H 12 O 6 ” 6CO 2 + 6H 2 O + 38ATP (Adenosinetrifosfaat)
- RER = 6CO 2 ÷ 6O 2 = 1
Als vet volledig geoxideerd wordt tot CO 2 en H 2 O dan zijn de verhoudingen als volgt:
- C 16 H 32 O 2 + 23O 2 ” 16CO 2 + 16H 2 O + 129ATP
- RER = 16CO 2 ÷ 23O 2 = 0.7
De RER voor eiwit is ca. 0,8 maar omdat het een zeer kleine rol speelt in het energiemetabolisme. Een waarde tussen 0,7 en 1,0 wijst op een mengsel van vet en koolhydraten als energiebron. Een waarde groter dan 1.0 wijst op anaërobe ademhaling doordat er meer CO 2 wordt geproduceerd dan O 2 verbruikt.
- O’NEIL, T. et al. (2001) Indoor Rowing Training Guide. Concept 2 Ltd, p. 27
Gerelateerde referenties
De volgende referenties geven aanvullende informatie over dit onderwerp:
- FOX, E. L. et al. (1969) Metabolic energy sources during continuous and interval running. J Appl Physiol, 27 (2), p. 174-178
- WELLS, G. D. et al. (2009) Bioenergetic provision of energy for muscular activity. Paediatric respiratory reviews, 10 (3), p. 83-90
- GOEDECKE, J. H. et al. (2000) Determinants of the variability in respiratory exchange ratio at rest and during exercise in trained athletes. American Journal of Physiology-Endocrinology And Metabolism, 279 (6), p. E1325-E1334
Page Reference
Als u informatie van deze pagina citeert in uw werk, dan is de referentie voor deze pagina: