Lees de passage hieronder
Thuis op een zondag.
Het is een aangename zondag en mijn familie en ik zijn thuis aan het ontspannen. Mijn vader wast gewoonlijk zijn auto op zondag. Maar hij is de auto nu niet aan het wassen. Hij kijkt naar het nieuws op de TV. Mijn moeder maakt meestal iets speciaals voor de lunch op zondag. Ze kneedt het deeg om Aaloo-parathas te maken voor het ontbijt. Mijn oudere zus heeft gewoonlijk haar muziekles op zondag. Ze zingt nu niet. Zij helpt moeder in de keuken. Mijn broer helpt vader meestal met het wassen van de auto. Hij helpt vader nu niet. Hij speelt met Puppy, onze hond. Mijn vrienden komen meestal op zondag naar huis om tijd met ons door te brengen. Nu komen ze niet. Ze zullen ’s avonds komen. Op zondag maak ik regelmatig mijn kamer schoon. Nu maak ik mijn kamer niet schoon. Ik ga naar de markt om wat aardappelen te halen. Mijn kat, Kitty slaapt nu in haar doos. Mijn opa leest de krant en oma ontspant zich in de tuin. Meneer Sharma rijdt nu naar ons huis. Vader heeft hem uitgenodigd voor het ontbijt. Mijn kleine zusje lacht nu. Ze heeft net een beker melk gedronken. Nu vertel ik dit aan jou. Hoe zit het met jou? Wat ben jij nu aan het doen?
Hier zien we dingen gebeuren op het huidige moment. Dit is de tegenwoordige tijd. Er is geen informatie over de voltooiing van de taak. Het begon ergens in het nabije verleden en is nog steeds aan de gang.
In de tegenwoordige tijd heeft elk werkwoord twee delen
Eg. Ze zingt.
Regels om de ‘ing’-vorm van het werkwoord te maken:
- Voeg ‘ing’ toe aan het basiswerkwoord
- cry – huilen
- play – spelen
- say – zeggen
- go – gaan
- Voor werkwoorden die eindigen op ‘e’, verwijdert u de ‘e’ en voegt u ‘ing’toe
- come – komen
- live – leven
- give – geven
- Voor werkwoorden die eindigen op ‘l’, ‘l’ + ‘ing’toevoegen
- travel – reizen
- cancel – annuleren
- Andere vormen
- rub – wrijven
- mop – dweilen
- lie – liggen
- die – sterven
Noot: De werkwoorden met de vorm ‘ing’ worden ook wel Tegenwoordige deelwoordsvorm van werkwoorden genoemd.