Dissociative Experiences Scale – II (DES-II)

Description

De DES-II is een 28-item, zelfrapportage meting van dissociatieve ervaringen. Dissociatie wordt vaak beschouwd als een psychologisch afweermechanisme voor slachtoffers van traumatiserende gebeurtenissen, en de schaal is van bijzonder nut bij het meten van dissociatie bij mensen met PTSS, dissociatieve stoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornis en mensen met een geschiedenis van misbruik.
In feite worden dissociatieve symptomen door sommigen beschouwd als een transdiagnostische indictor van disfunctionele coping, waarbij veel stoornissen worden geassocieerd met een hoger dan gemiddelde dissociatie. De schaal kan worden gebruikt in de loop van de behandeling om de vooruitgang in de tijd te volgen.
De DES heeft drie subschalen:
1. Amnesie Factor
2. Depersonalisatie/Derealisatie Factor
3. Absorptie Factor

Validiteit

In een meta-analyse (IJzendoorn & Schuengel, 1996) bleek DES een goede convergente validiteit te hebben met andere dissociatieve ervaringen vragenlijsten en interview schema’s. De schaal toonde ook een indrukwekkende predictieve validiteit, in het bijzonder met betrekking tot dissociatieve stoornissen, traumatische stressstoornis en misbruik. Een andere meta-analyse (Lysesenko et al., 2018) vond dat de DES een bruikbaar instrument was over vele stoornissen heen. Normatieve gegevens over klinische en niet-klinische steekproeven zijn gerapporteerd (IJzendoorn & Schuengel, 1996), met de volgende gemiddelden en standaarddeviaties:
– Niet-klinische volwassene: 11,6 (SD = 10,6)
– Student/Adolescent: 14,3 (SD = 14,3)
– Algemeen psychiatrische patiënt: 16,7 (SD = 16,4)
– Geschiedenis van misbruik: 29.2 (SD = 21)
– Persoonlijkheidsstoornissen: 19,6 (SD = 16,2)
– PTSD: 32,0 (SD = 19,2)
– Dissociatieve stoornissen: 41,2 (SD = 22)
Sommige gegevens hebben aangetoond dat de drie subschalen die door de DES worden gemeten geen afzonderlijke factoren vormen, waarbij de meeste factoranalyses slechts één overkoepelende factor laten zien (IJzendoorn & Schuengel, 1996). Daarom zijn totaalscores de meest betrouwbare maat.

Interpretatie

De totaalscores kunnen liggen tussen 0 en 100, waarbij hoge niveaus van dissociatie worden aangegeven door scores van 30 of meer. Scores worden ook gepresenteerd als percentiel rangen in vergelijking met klinische en niet-klinische steekproeven (zoals gerapporteerd door IJzendoorn & Schuengel, 1996). Een percentiel van 50 vergeleken met een algemeen psychiatrische patiënt geeft de typische score aan voor mensen in de psychiatrische zorg, en is lager dan de typische scores gezien bij persoonlijkheidsstoornissen, PTSS en dissociatieve stoornissen.
Ruwe scores (som van items) en gemiddelde scores (som items / aantal items) voor de drie subschalen worden ook gerapporteerd.
1. Amnesie Factor.
Deze factor meet geheugenverlies, d.w.z. niet weten hoe u ergens bent gekomen, gekleed zijn in kleren waarvan u zich niet herinnert ze aangetrokken te hebben, nieuwe dingen vinden tussen bezittingen waarvan u zich niet herinnert ze gekocht te hebben, vrienden of familieleden niet herkennen, bewijs vinden dat u dingen gedaan hebt waarvan u zich niet herinnert ze gedaan te hebben, geschriften, tekeningen of notities vinden die u gedaan moet hebben maar waarvan u zich niet herinnert ze gedaan te hebben.
Items – 3, 4, 5, 8, 25, 26.
2. Depersonalisatie/Derealisatie Factor:
Depersonalisatie wordt gekenmerkt door de terugkerende ervaring dat men zich los voelt van zichzelf en van mentale processen of een gevoel van onwerkelijkheid van het zelf. Items met betrekking tot deze factor zijn onder meer het gevoel dat je naast jezelf staat of jezelf iets ziet doen en jezelf ziet alsof je naar een andere persoon kijkt, het gevoel dat je lichaam niet van jou is, en in een spiegel kijken en jezelf niet herkennen. Derealisatie is het gevoel van een verlies van realiteit van de directe omgeving.
Items – 7, 11, 12, 13, 27, 28.
3. Absorptiefactor:
Deze factor omvat het zo gepreoccupeerd of geabsorbeerd zijn door iets dat u wordt afgeleid van wat er om u heen gebeurt. De absorptie heeft voornamelijk te maken met iemands traumatische ervaringen. Onderdelen van deze factor zijn onder meer: je realiseren dat je niet of niet goed hebt gehoord wat een ander zei, je een gebeurtenis uit het verleden zo levendig herinneren dat je het gevoel hebt dat je de gebeurtenis herbeleeft, niet zeker weten of dingen die je je herinnert echt gebeurd zijn of dat je ze alleen maar gedroomd hebt, wanneer u televisie of een film kijkt, gaat u zo op in het verhaal dat u zich niet bewust bent van andere gebeurtenissen om u heen, u raakt zo betrokken in een fantasie of dagdroom dat het lijkt alsof het echt met u gebeurt, en soms zit u in de ruimte te staren, aan niets te denken en u niet bewust te zijn van het verstrijken van de tijd.
Items – 2, 14, 15, 17, 18, 20.

Ontwikkelaar

Carlson, E.B. & Putnam, F.W. (1993). Een update van de Dissociative Experience Scale. Dissociatie 6(1), p. 16-27.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.