De La Salle werd geraakt door “de situatie van verwaarlozing van de kinderen van de ambachtslieden en de armen”.
Kort daarna raakte hij betrokken bij het helpen van een groep schoolmeesters bij het opzetten van scholen om arme jongens een degelijke opvoeding te geven. De scholen kregen de naam ‘Christelijke Scholen’. Samen met deze onderwijzers stichtte De La Salle een lekengemeenschap die de naam Broeders van de Christelijke Scholen kreeg (1680).
Hij besefte toen dat God hem ertoe had gebracht iets geheel onverwachts te ondernemen, namelijk de initiatie van een nieuw soort gewijd leven, dat van de Broeders Religieuzen.
De broeder is iemand die de roep van de Heer volgt en zich geheel aan Hem wijdt door de religieuze geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid, om zijn hele leven en al zijn kracht te wijden aan de missie van het opvoeden van kinderen en jongeren, met andere woorden aan het zijn van een religieus opvoeder.
De broeder vormt een gemeenschap met de andere leden van het instituut, en allen verbinden zich ertoe “gezamenlijk en in vereniging christelijke scholen te houden”, in het bijzonder ten dienste van de armen, en welk ambt hen ook wordt toevertrouwd, waarheen zij ook worden gezonden.
De broeder is een “leek” en streeft niet naar het priesterschap, omdat zijn ambt niet inhoudt dat hij de heilige functies van de liturgie vervult of de sacramenten toedient. Zijn taak bestaat erin de leerlingen op christelijke wijze op te voeden door middel van een opvoeding die zowel profaan als religieus van aard is.
De broeder is een apostel wiens leven gewijd is aan het bijstaan van de leerlingen in hun noden en problemen. Hij is niet alleen een vriend, maar wil ook een “broeder” zijn voor elk van hen!
De broeder is een catechist en een opvoeder in het geloof voor zijn leerlingen. Hij spreekt met hen over God, leert hen de waarheden van het geloof en helpt hen hun leven als christen te leven, waarbij hij hen leidt naar de kennis en liefde van God, zodat zij voortdurend groeien in het geloof.
De broeder geeft blijk van zorg en aandacht voor alle leerlingen die hem door God zijn toevertrouwd, maar hij heeft een bijzondere liefde voor de armere leerlingen, omdat zij meer hulp nodig hebben.
De broeder leeft in verbondenheid met God. Door gebed verkrijgt hij de kracht om zijn ambt als opvoeder uit te oefenen en de leerlingen dichter bij God te brengen.
De Broeder is onderwijzer van beroep. Daarom probeert hij zichzelf voortdurend te verbeteren door studie en persoonlijke bezinning, zodat hij zijn taken met meer bekwaamheid kan uitvoeren.
In navolging van de stichter zijn veertien broeders zalig verklaard, honderdvijftig broeders zalig verklaard, acht broeders eerbiedwaardig verklaard en voor nog eens vier broeders is de zaak in behandeling, sommige zelfs bijna afgerond.