Volgens de ecoloog R.N Chapman (1928) kan het biotisch potentieel worden onderverdeeld in een voortplantings- en een overlevingspotentieel. Het overlevingspotentieel kan op zijn beurt worden onderverdeeld in een voedend en beschermend potentieel.
Reproductief potentieel (potentiële nataliteit) is de bovengrens van het biotische potentieel bij afwezigheid van sterfte. Overlevingspotentieel is de reciproke van sterfte. Omdat het voortplantingspotentieel geen rekening houdt met het aantal gameten dat overleeft, is het overlevingspotentieel een noodzakelijke component van het biotisch potentieel. In de afwezigheid van sterfte, biotisch potentieel = reproductief potentieel.
Chapman identificeerde ook twee extra componenten van nutritieve en beschermende potentialen als divisies van het overlevingspotentieel. Nutritief potentieel is de capaciteit om voedsel te verwerven en te gebruiken voor groei en energie. Het beschermende potentieel wordt beschreven door het vermogen van het organisme om zich tegen de dynamische krachten van milieu te beschermen om succesvolle reproductie en nakomelingen te verzekeren.
De volledige uitdrukking van het biotische potentieel van een organisme wordt beperkt door milieuweerstand, elke omstandigheid die de toename in aantal van de populatie remt. Het wordt in het algemeen slechts bereikt wanneer de milieuomstandigheden zeer gunstig zijn. Een soort die zijn biotisch potentieel bereikt, zou een exponentiële bevolkingsgroei vertonen en een hoge vruchtbaarheid hebben, dat wil zeggen, hoeveel nakomelingen er per moeder worden voortgebracht.