Omdat Alexander de stad niet vanaf zee kon aanvallen, bouwde hij een kilometerslange brug naar het eiland op een natuurlijke landbrug van niet meer dan twee meter diep.
Deze brug stelde zijn artillerie in staat om binnen het bereik van de muren te komen, en is er tot op de dag van vandaag nog steeds, aangezien hij van steen was gemaakt. Toen het werk echter in de buurt van de stadsmuren kwam, werd het water veel dieper, en de gecombineerde aanvallen van de muren en de Tyrische marine maakten de bouw bijna onmogelijk. Daarom bouwde Alexander twee torens van 50 m hoog en verplaatste deze naar het einde van de verhoogde weg. Zoals de meeste belegeringstorens van Alexander waren dit bewegende artillerieplatforms, met katapulten op de top om verdedigers van de muren weg te schieten, en ballista’s beneden om stenen naar de muur en aanvallende schepen te slingeren. De torens waren van hout, maar waren bedekt met runderleder om ze tegen vuurpijlen te beschermen. Hoewel deze torens misschien wel de grootste in hun soort waren die ooit waren gemaakt, bedachten de Tyriërs al snel een tegenaanval. Zij gebruikten een oud paardentransportschip en vulden dat met gedroogde takken, pek, zwavel en verschillende andere brandstoffen. Vervolgens hingen ze ketels met olie aan de masten, zodat die op het dek zouden vallen als de masten doorbrandden. Ze verzwaarden ook de achterkant van het schip, zodat de voorkant boven water kwam. Daarna staken ze het schip in brand en voeren het naar de brug. Het vuur verspreidde zich snel en verzwolg beide torens en ander belegeringsmateriaal dat naar boven was gebracht. De Tyrische schepen overspoelden de pier, vernietigden alle belegeringsmateriaal dat niet in brand was gevlogen, en verdreven Macedonische bemanningen die probeerden de branden te blussen.
Na deze tegenslag was Alexander ervan overtuigd dat hij Tyrus niet zou kunnen innemen zonder een zeemacht. Zijn eerdere overwinning bij Issus en de daaropvolgende veroveringen van de Fenicische stadstaten Byblos, Arwad en Sidon hadden er echter toe geleid dat de vloten van deze steden, die het grootste deel van de Perzische marine hadden gevormd, onder zijn vlag kwamen. Hierdoor kreeg hij onmiddellijk het bevel over een vloot van 80 schepen. Deze ontwikkeling viel ook samen met de komst van 120 oorlogsgaljoenen, gezonden door de koning van Cyprus, die van zijn overwinningen had gehoord en zich bij hem wenste aan te sluiten. Met de komst van nog eens 23 schepen uit de Griekse stadstaten van Ionië had Alexander 223 galeien onder zijn bevel, waarmee hij het bevel over de zee kreeg.
Met zijn nieuwe vloot voeren Alexanders troepen op Tyrus af en blokkeerden snel beide havens met zijn superieure aantallen. Alexander liet een aantal van de langzamere galeien en een paar schuiten ombouwen met stormrammen. Toen hij ontdekte dat grote blokken steen onder water verhinderden dat de rammen de muren konden bereiken, liet Alexander ze door kraanschepen verwijderen. De rammen werden vervolgens bij de muren verankerd, maar de Tyriërs zonden schepen en duikers uit om de ankerkabels door te snijden. Alexander reageerde door de kabels te vervangen door kettingen.
De Tyriërs lanceerden nog een tegenaanval, maar volgens Arrianus waren ze deze keer niet zo fortuinlijk. Zij merkten dat Alexander elke middag op hetzelfde tijdstip naar het vasteland terugkeerde voor een maaltijd en een rustpauze, samen met een groot deel van zijn zeemacht. Zij vielen daarom op dit tijdstip aan, maar ontdekten dat Alexander zijn middagdutje had overgeslagen, en in staat was de sortie snel te pareren.