Op 22 maart 1944 landden 15 soldaten van het Amerikaanse leger, waaronder twee officieren, op de Italiaanse kust ongeveer 15 kilometer ten noorden van La Spezia, 400 km (250 mijl) achter het toenmalige vastgestelde front, als onderdeel van Operatie Ginny II. Zij waren allen correct gekleed in het velduniform van het Amerikaanse leger en droegen geen burgerkleding. Hun doel was het slopen van een tunnel bij Framura op de belangrijke spoorlijn tussen La Spezia en Genua. Twee dagen later werd de groep gevangen genomen door een gecombineerde groep van Italiaanse Fascistische soldaten en troepen van het Duitse leger. Zij werden naar La Spezia gebracht, waar zij werden opgesloten bij het hoofdkwartier van de 135e (Vesting) Brigade, die onder bevel stond van de Duitse kolonel Almers. Zijn directe superieur was de commandant van het 75e Legerkorps-Dostler.
De gevangen genomen Amerikaanse groep werd ondervraagd door inlichtingenofficieren van de Wehrmacht, en een officier onthulde de missie. De informatie, inclusief dat het een commando raid was, werd toen naar Dostler gestuurd bij het 75e Legerkorps H.Q. De volgende dag informeerde hij zijn superieur, veldmaarschalk Albert Kesselring, bevelvoerend generaal van alle Duitse strijdkrachten in Italië, over de gevangen genomen Amerikaanse commando’s en vroeg wat hij met hen moest doen. Volgens Dostler’s adjudant, antwoordde Kesselring met het bevel tot executie. Later die dag stuurde Dostler een telegram naar de 135e (Vesting) Brigade met het bevel dat de gevangen genomen commando groep moest worden geëxecuteerd, in lijn met de Commando Order van 1942 uitgevaardigd door Adolf Hitler, die de onmiddellijke executie zonder proces beval van alle vijandelijke commando’s en saboteurs die door de Wehrmacht te velde gevangen waren genomen.
Kolonel Almers van de 135e (Vesting) Brigade voelde zich niet op zijn gemak met het executiebevel, en benaderde Dostler opnieuw om het executiebevel uit te stellen. Als antwoord stuurde Generaal Dostler nog een telegram met het bevel aan Almers om de executie uit te voeren zoals eerder bevolen. Kolonel Almers deed nog twee pogingen om de executie tegen te houden, waaronder enkele per telefoon, omdat hij wist dat het executeren van geüniformeerde krijgsgevangenen in strijd was met de Conventie van Genève van 1929 betreffende krijgsgevangenen. Zijn oproepen hadden geen succes, en de 15 Amerikanen van de commando raid werden geëxecuteerd op de ochtend van 26 maart 1944, in Punta Bianca, ten zuiden van La Spezia, in de gemeente Ameglia. Hun lichamen werden begraven in een massagraf dat naderhand gecamoufleerd werd. Alexander zu Dohna-Schlobitten, een staflid van Dostler die, niet op de hoogte van het bestaan van Hitlers ‘Commando Order’, had geweigerd het executiebevel voor de Amerikaanse commando’s te ondertekenen, werd wegens insubordinatie uit de Wehrmacht ontslagen.